Vragen over LOC/BC/ABOC (deel 12/13)
Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Vaak zijn de schoolbesturen niet aanwezig (ze haken op het laatste moment af of komen niet opdagen).  Vanuit de vakbonden werd al meermaals benadrukt dat ze eigenlijk alleen willen vergaderen met de afgevaardigden van het schepencollege. De directies mogen erbij zijn als adviseur. Maar meestal weten onze schoolbesturen inhoudelijk niet hoe ze met de materie van onderwijs moeten omgaan. Dus alleen vergaderen wordt moeilijk. Tevens zijn de schepenen wel aangeduid als afgevaardigden maar ze hebben eigenlijk geen mandaat binnen het college. Er kan dus nooit overgegaan worden tot zware of moeilijke beslissingen omdat men nooit weet hoe het college erop zal reageren. In welke mate zijn de afspraken op een vakbondsoverleg bindend? Stel dat men daar tot een overeenkomst komt en het college beslist er dan toch anders over of gaat er uiteindelijk niet mee akkoord?

De onderhandelingen en het overleg zijn substantiële vormvereisten : indien zij niet worden nageleefd, zijn de in deze omstandigheden genomen maatregelen voor vernietiging vatbaar. Deze moeten worden nageleefd en het college kan niet beslissen om zomaar af te wijken van de procedures i.v.m. de onderhandelingen en overleg.

De conclusies van de onderhandelingen (artikelen 30 en 31 KB 28 september 1984):

De conclusies van iedere onderhandeling worden vermeld in een protocol waarin ofwel het eenparig akkoord van de afvaardiging van de overheid en van de afgevaardigden van de vakorganisaties ofwel hun respectieve standpunten worden opgetekend.

De conclusies van de onderhandeling hebben uit zichzelf geen rechtskracht. Zij hebben slechts een politiek karakter. De consolidatie van een onderhandelingsregeling in de overheidssector, zelfs de verruiming ervan, doet inderdaad geen afbreuk aan de werking van het in voege zijnde politiek administratief stelsel.

Meer bepaald moet erop worden gewezen dat het tussen de overheid en de vakorganisaties gesloten akkoord uit zichzelf de rechtsverhoudingen niet wijzigt en dat het, in rechte, de overheid zelfs niet bindt. Zo is de door de overheid aangegane verbintenis om de met het akkoord strokende maatregelen uit te vaardigen, of bijvoorbeeld het Parlement te vragen zulks te doen, een zuiver politieke verbintenis. Leidt de onderhandelingsprocedure niet tot een akkoord, dan blijft de overheid, in rechte, bevoegd om beslissingen te nemen waarvoor de representatieve vakorganisaties niet te vinden waren.

De bijzondere aandacht wordt nog gevestigd op artikel 31, § 2, luidens hetwelk een afschrift van het protocol wordt overgemaakt aan :

  • de door de voorzitter aangewezen administratieve diensten, ten einde tot de uitvoering van het protocol te kunnen komen;
  • sommige andere uitdrukkelijk vermelde diensten.

Laatstbedoelde diensten zijn deze die hetzij ingeschakeld zijn in de administratieve en budgettaire controle, hetzij tussenkomen als voogdij overheid over de besturen waarvoor het protocol is afgesloten. Op die manier wordt het voor de toeziende overheden mogelijk een beter toezicht uit te oefenen over de overeenstemming tussen de inhoud van de tot stand gekomen protocollen en de door de overheidsdiensten voorgestelde maatregelen ter uitvoering ervan.

Uit de voorbereidende werkzaamheden van deze wet blijkt bovendien dat de onderhandelingsprocedure bestaat in een grondige discussie tussen de afvaardiging van de overheid en de afvaardigingen van de representatieve vakorganisaties omtrent elk voorstel komende hetzij van de overheid, hetzij van de vakbonden. Deze afvaardigingen moeten proberen om een gezamenlijk standpunt te bereiken over de voorgestelde punten. Indien deze onderhandelingen leiden tot een eenparig akkoord, is het protocol dat dit akkoord vaststelt te beschouwen als een politieke verbintenis : de overheid is er bijgevolg politiek toe gehouden de maatregelen uit te vaardigen waartoe ze zich verbonden heeft. Indien geen overeenkomst wordt bereikt, blijft de overheid bij machte om de voorziene maatregelen te treffen.

De onderhandeling is overigens een substantiële vormvereiste in de zin van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Vragen over LOC/BC/ABOC (deel 12/13)
Facebooktwitterlinkedininstagramflickrfoursquaremail
Facebooktwitterredditpinterestlinkedinmail

Een reactie achterlaten

Scroll naar boven