Schoolbesturen laten het soms afweten voor de overlegcomités.
Het klopt toch dat de directeurs kunnen zetelen als afgevaardigde van het schoolbestuur?
Voor het LOC is bepaald dat de vertegenwoordigers van het schoolbestuur worden gekozen uit personen die de inrichtende macht kunnen verbinden. De directeur van een school voor kleuter-, lager of basisonderwijs is een permanente adviseur van het LOC. In andere scholen kan de directeur worden aangeduid als vertegenwoordiger van het schoolbestuur, zo niet is hij permanent adviseur van het LOC.
Er is dus een verschil tussen het basisonderwijs en secundair onderwijs. Hierover werd vorig jaar de volgende Parlementaire Vraag gesteld aan minister Weyts: “Voor het secundair onderwijs kan een directeur zetelen als vertegenwoordiger van de werkgever. Die directeur kan vervolgens vanuit dit LOC afgevaardigd worden naar het OCSG. Dit geldt dus niet voor een directeur van het basisonderwijs. Wat is de reactie van de minister op deze anomalie?” De minister antwoordde onder meer: “dat de directeur in het basisonderwijs permanente adviseur is van het LOC, terwijl in de andere niveaus de directeur kan aangeduid worden als vertegenwoordiger van de inrichtende macht en zo niet ook in die niveaus permanente adviseur is. Er is binnen de onderwijswereld een andere kijk op de rol van de directeurs in het basisonderwijs dan in de andere niveaus.”
Voor het ABOC is bepaald dat voor de materies die tot de bevoegdheid van de schooldirecteur behoren, wordt telkens een basiscomité voor de school opgericht. De schooldirecteur zit ze voor.