In het secundair onderwijs kennen we sinds lang de categorie hulpopvoedend personeel. De functiebeschrijving van dat ambt is op zijn zachtst gezegd erg disparaat. Deze personeelsleden worden op de meest diverse wijze ingezet. Vaak gaat het om studiemeesters-opvoeders die belast worden met allerlei supervisieopdrachten, hetzij tijdens de recreatiemomenten, hetzij tijdens het vervangen van afwezige leraren. Soms worden ze ingezet als een soort studieprefect, die een soort coördinatie krijgt over het handhaven van de discipline in de school. In veel gevallen worden ze ingezet als boekhoudkundige of administratieve hulp. Vaak beheren ze ook het didactisch materiaal of de schoolbibliotheek.
Er zitten er mogelijkheden in de oprichting van een hulpkorps, zij het met een duidelijker onderwijsprofiel en dus rechtstreeks inzetbaar op de klasvloer. We kunnen hier veel leren van Engeland en de Verenigde Staten waar dergelijke ‘paraprofessionals’ of ‘teaching assistants’ al sterk ingeburgerd zijn. In Engeland bestaat de functie al sinds 1994. Dit type van hulpleraars vervult meestal remediëringstaken, waarin de betrokkene zich vervolmaakt heeft en waarbij hij die specialisering ook bestendig onderhoudt (bijvoorbeeld rekenen, lezen, wiskunde, fysica…). In feite kan men deze mensen remediëringscoaches of studiebegeleiders noemen. Deze studiebegeleiders zijn in Engeland een normaal onderdeel van het korps geworden. Belangrijk is dat ze niet aan bepaalde leraren verbonden worden, maar hun opdrachten voor de school als geheel krijgen van de directie of de zorgcoördinator.
Uiteraard moet de positie van een dergelijke studiebegeleiders (een betere benaming dan assistent) worden vertaald naar de Vlaamse context. En dan ligt het vrij voor de hand dat het beroep op een graduaatniveau wordt geclassificeerd. Verder is het dan mogelijk dat dit diploma een mogelijke opstap kan worden voor een educatieve bachelor. Dat is meteen een bijkomend perspectief voor een lerarenloopbaan.